In het hart van de natuur, te midden van het weelderige groen van een uitgestrekte tuin, geeft een gedurfde knul zich over aan een solo-act van vleselijk genot. Hij gewapend met een flink lid, verlangend om aanbeden en verkracht te worden. Deze amateur, met zijn jongensachtige charme en ongegeneerde rauwe seksualiteit, is een lust voor het oog. Hij is niet zomaar een gewone man, maar een homogod, klaar om je hart op hol te brengen. Terwijl hij in de buitenlucht staat, begint de koele bries zijn blote huid te strelen, hij zichzelf te plezieren, zijn hand vakkundig zijn indrukwekkende schacht te bewerken. De aanblik van hem, verloren in de opwinding van zowel een solo- als een solo-opwinding. Deze amateur is gewoon een prestatie, maar een gefilterde daad om de passie van de man te definiëren, zijn instinct is een zware kreun die de grenzen van het openbare leven bepaalt, en die de sensatie van de bevrediging van de symfoneeën die de stimulatie van de rauwe man beloont. Dit is een instinct om de grenzen van ons leven te bepalen, en de sensuele bevredigingen die de drijfstimulans zijn van het primaatisme.